Recent heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek gedaan naar de naleving van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Naast de naleving van de wet richtte het onderzoek zich ook op de structuur, het functioneren en de meerwaarde van de medezeggenschap van werknemers. Op verzoek van de Tweede Kamer zijn in dit onderzoek niet alleen werkgevers maar ook werknemers bevraagd. Deze blog richt zich op de rol van de flexibele schil (de flexwerkers binnen een organisatie) in de ondernemingsraad (OR). Onder flexwerkers vallen o.a. werkenden met tijdelijke arbeidsovereenkomsten, oproepkrachten, uitzendkrachten, payrollers en gedetacheerden.
Ondanks alle inspanningen vanuit de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de Sociaal Economische Raad (SER) om de flexibele schil binnen organisaties meer betrokken te krijgen en van meer zeggenschap te voorzien, laat het onderzoek een teleurstellend resultaat zien: in de meerderheid van ondernemingen is de flexibele schil op geen enkele wijze betrokken bij de OR.
Iedere werknemer heeft recht op medezeggenschap, dat staat in de Grondwet. Toch lijkt het in praktijk niet voor iedere werknemer zo uit te pakken. De Wet op de Ondernemingsraden (WOR) regelt de medezeggenschapsrechten voor de ‘in de onderneming werkzame personen’. Dat zijn ‘diegenen die middels een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in de onderneming’. Na zes maanden krijgen zij actief kiesrecht. Passief kiesrecht – de mogelijkheid om bij OR-verkiezingen te worden gekozen – ontstaat na twaalf maanden.
Sinds 1999 hebben uitzendkrachten ook medezeggenschapsrechten. Uitzendkrachten die 24 maanden in een onderneming werkzaam zijn, zijn volgens de WOR te kwalificeren als ‘in de onderneming werkzame personen’. Zij krijgen na 30 maanden actief kiesrecht en na 36 maanden passief kiesrecht bij de onderneming waar ze werkzaam zijn.
De WOR verzekert dus slechts een deel van de flexibele schil van wettelijke medezeggenschapsrechten. Maar de wet is hierin geen belemmering! De WOR is een minimumregeling. Het staat elke werkgever en OR dus vrij om alle werkenden en daarmee dus ook de flexibele schil te betrekken bij medezeggenschap. Het simpelweg aanpassen van het OR-reglement volstaat.
Waarom is het eigenlijk belangrijk om de flexibele schil te betrekken bij medezeggenschap? De SER zegt hierover het volgende:
De flexibele schil in bedrijven neemt verder toe. We kunnen dus stellen dat het aantal ‘nieuw werkenden’ bij bedrijven toeneemt. Als er onvoldoende aandacht is voor de positie van de flexibele schil op het gebied van medezeggenschap, leidt dit uiteindelijk mogelijk tot afname van de kwaliteit van medezeggenschap binnen een organisatie. Immers: wie vertegenwoordigt de OR dan eigenlijk nog?
Om de niveaus van betrokkenheid bij medezeggenschap te onderscheiden heeft de CBM een zogenaamde ‘drietrapsraket’ opgesteld.
1. Het medezeggenschapsorgaan is zich bewust van de belangen van de flexibele schil en vertegenwoordigt deze zonder dat de flexibele schil actief betrokken is;
2. De flexibele schil wordt actief betrokken bij medezeggenschap, bijvoorbeeld via bevragen, klankbordgroep, themagroep en dergelijke;
3. De flexibele schil neemt actief deel aan de medezeggenschap, via bijvoorbeeld: a) het hebben van stemrecht, b) zelf zitting nemen in een onderdeelcommissie, of c) zelf zitting nemen in de OR, eventueel via een geoormerkte zetel.
Uit het recente onderzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijkt dat er op het niveau van de ‘drietrapsraket’ nog veel winst te behalen is. Zeker nu is gebleken dat in slechts 38% van de gevallen de flexibele schil op enige wijze bij de OR betrokken is.
Wat nu? Werknemers moeten gelijke rechten en kansen hebben op het gebied van medezeggenschap. De WOR geeft alle ruimte om de flexibele schil meer te betrekken. De CBM heeft meerdere initiatieven ondernomen om de OR bewuster te maken van het belang van het betrekken van de flexibele schil bij de medezeggenschap. Maar er is nog weinig veranderd. Welke verantwoordelijkheid ligt hierin bij de OR? En welke bij de wetgever? Als blijkt dat, alle initiatieven ten spijt, de OR haar vermeende verantwoordelijkheid niet neemt, is het dan aan de wetgever om hierin dwingender op te treden?
Neem vrijblijvend contact met ons op. Onze ervaren adviseurs, consultants en trainers helpen je graag.